Tweede Kamerverkiezingen 1875

Tweede Kamerverkiezingen 1875
Datum 8 juni 1875
Land Vlag van Nederland Nederland
Te verdelen zetels 40
(40 leden waren niet-aftredend)
Opvolging verkiezingen
← 1873     1877 →
Portaal  Portaalicoon   Politiek
Nederland

De Tweede Kamerverkiezingen 1875 waren periodieke Nederlandse verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zij vonden plaats op 8 juni 1875[1].

Nederland was verdeeld in 41 kiesdistricten, waarin 80 leden van de Tweede Kamer gekozen werden.[2] Een kiezer bracht evenveel stemmen uit als er afgevaardigden in zijn kiesdistrict gekozen werden. Om gekozen te worden moest een kandidaat minimaal de districtskiesdrempel behalen.[3]

De verkiezingen werden gehouden vanwege het aftreden van 40 leden van de Tweede Kamer van wie de zittingstermijn afliep op 19 september 1875. In vier kiesdistricten[4] was een tweede verkiezingsronde benodigd tussen de twee hoogstgeplaatste (niet-direct gekozen) kandidaten uit de eerste ronde vanwege het niet-behalen van de districtskiesdrempel. Deze tweede ronde vond plaats op 22 juni 1875.

Uitslag

De uitslag van de verkiezingen was als volgt:

Groepering[5] Zetels
1873[6] Af[7] Bij[8] 1875 +/-
liberalen[9]  29/32  21 21  42 0
thorbeckianen[9]  11/10
conservatief-katholieken  15   7  6 14 -1 
antirevolutionairen   6/9   4  6 11 +2  
conservatieven  13   7  4 10 -3 
conservatief-liberalen   1  1  2  2 +1  
liberaal-katholieken   0  0  1  1 +1  
conservatief-protestanten   4/0   0  0  0 0
vacature[10]   1/0   0  0  0 0
totaal 80 40 40 80 0

Gekozen leden

Zie Lijst van Tweede Kamerleden 1875-1877 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Bij deze verkiezingen werden 31 leden herkozen. De stemmingen voor de overige negen vacatures hadden de volgende resultaten:

  • in het kiesdistrict Almelo versloeg Jan Corver Hooft (42,8%, conservatieven) het aftredende lid Barend Brouwer (11,7%, liberalen);
  • in het kiesdistrict Amsterdam versloegen Gerrit de Vries (58,3%, liberalen) en Sjoerd Vening Meinesz (55,9%, liberalen) de aftredende leden Gerlach van Reenen (38,3%, conservatieven) en Eduard Herman s'Jacob (35,7%, conservatieven);
  • in het kiesdistrict Breda was in eerste instantie Carel van Nispen tot Sevenaer (conservatief-katholieken) herkozen. Hij was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Nijmegen[11], waaraan hij de voorkeur gaf. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Breda een naverkiezing gehouden, waarbij Herman des Amorie van der Hoeven (liberaal-katholieken) gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Haarlemmermeer versloeg Frans van Heemstra (60,7%, antirevolutionairen) het aftredende lid Jan Rutgers van Rozenburg (38,9%, liberalen);
  • in het kiesdistrict Utrecht versloeg Jacob Bastert (50,8%, conservatief-liberalen) het aftredende lid Nicolaas Kien (49,2%, conservatieven);

De zittingsperiode van de Tweede Kamer ging in op 20 september 1875. De zittingstermijn van Tweede Kamerleden bedroeg vier jaar.[12]

Bronvermelding

Bronnen

  • Verkiezingen Tweede Kamer 1848-1918 op huygens.knaw.nl
  • Ron de Jong (1999). Van standspolitiek naar partijloyaliteit. Verkiezingen voor de Tweede Kamer 1848-1887. Verloren, Hilversum. ISBN 90-6550-069-3.
  • Ron de Jong, Henk van der Kolk, Gerrit Voerman (2011). Verkiezingen op de kaart 1848-2010. Matrijs, Utrecht. ISBN 978 90 5345 437 4.

Noten

  1. De verkiezing in het kiesdistrict Haarlemmermeer werd ongeldig verklaard vanwege onregelmatigheden, waardoor een naverkiezing noodzakelijk werd. Deze werd gehouden op 3 november 1875.
  2. Acht enkelvoudige kiesdistricten kozen één lid, in 30 meervoudige kiesdistricten werden twee leden afgevaardigd, in de kiesdistricten Rotterdam en Sneek drie en in het kiesdistrict Amsterdam zes.
  3. De districtskiesdrempel werd bepaald door de volgende formule: 50% van het aantal uitgebrachte geldige stemmen, gedeeld door het aantal in het district te verkiezen zetels.
  4. Almelo, Arnhem, Delft en Utrecht.
  5. In 1875 bestonden nog geen politieke partijen. Gekozen leden sloten zich gewoonlijk eerst na hun verkiezing aan bij een kamerfactie.
  6. Een wijziging van het aantal zetels van een groepering is ontstaan door aftreden en overlijden gedurende de zittingsperiode.
  7. Aftredend in 1875 vanwege het bereiken van het einde van de zittingstermijn.
  8. Gekozen c.q. herkozen bij de periodieke verkiezingen in 1875.
  9. a b Vanaf 1873 worden liberalen en thorbeckianen in de overzichten samengevoegd.
  10. Otto van Rees, afgetreden op 31 augustus 1873.
  11. Het was volgens de vigerende wetgeving geoorloofd zich in meer dan één kiesdistrict kandidaat te stellen. Als iemand in meerdere districten gekozen werd, diende hij vervolgens aan te geven voor welk district hij in de Tweede Kamer zitting wilde nemen; in het andere district c.q. de andere districten werd dan een naverkiezing gehouden.
  12. Om de twee jaar was de helft van de Kamerleden aftredend.
Vlag van Nederland
· · Sjabloon bewerken
Algemeen:1848 · 1850 · 1853 · 1866 · 1868 · 1884 · 1886 · 1887 · 1888 · 1891 · 1894 · 1897 · 1901 · 1905 · 1909 · 1913 · 1917 · 1918 · 1922 · 1925 · 1929 · 1933 · 1937 · 1946 · 1948 · 1952 · 1956 · 1959 · 1963 · 1967 · 1971 · 1972 · 1977 · 1981 · 1982 · 1986 · 1989 · 1994 · 1998 · 2002 · 2003 · 2006 · 2010 · 2012 · 2017 · 2021 · 2023
Periodiek:1852 · 1854 · 1856 · 1858 · 1860 · 1862 · 1864 · 1866 · 1869 · 1871 · 1873 · 1875 · 1877 · 1879 · 1881 · 1883
Periodieke verkiezingen werden in de periode 1850-1888 gehouden in een kiesdistrict waar de zittingstermijn van een lid (vier jaar) afliep. Gemiddeld was bij periodieke verkiezingen de helft van de Tweede Kamerleden aftredend. Bij algemene verkiezingen in deze periode, na ontbinding van de Tweede Kamer, werden alle Kamerleden opnieuw gekozen, evenals bij alle verkiezingen vanaf 1888.